maandag 8 september 2014

MIJN BLOGS


Franz Rosenzweig, Stern der Erlösung:http://rosenzweigstern.blogspot.nl/



MeisterEckhart: //meistereckhart.blogspot.nl/Poëziebesprekingen:http://krachtschoonheidwijsheid.blogspot.nl/

Columns: http://columns140507.blogspot.nl 

Reacties naar:reacties.blogspot@gmail.com


De op deze blog geplaatste bijdragen vertonen soms woorden, die als link zijn geplaatst. De blog wordt gefinancierd door Google en als tegenprestatie plaatsen zijn ongevraagd die links. Ik kan daar niets tegen doen.
ISRAËLZONDAG

Onze zustergemeente in de synagoge viert deze dagen Rosj Hasjannah en als de tien dagen voorbij zijn, Soekoth, Loofhuttenfeest. Een feest van lekkere dingen eten in de loofhut, van herinnering aan de dagen van ooit, toen de Israëlieten als nomaden door de woestijn zwierven. Vanuit de luxe van een vast bestaan keert het volk terug naar de tent en realiseert zich de betrekkelijkheid van alle aardse bezit, hoezeer men daar ook van mag genieten. Soekoth is het feest van de onthechting. Alle goedheid van de aarde is voorlopig; de levensvreugde ontspringt niet uit de grond, maar uit de hand van God. Bij dit feest behoort Psalm 122: het opgangslied, want Soekoth is een opgangsfeest. Het besef van onthechting staat centraal: niet zijn bezit, maar zijn roeping maakt een mens tot mens. Het gaat erom los te blijven en vrij, bereid te zijn tot verlangen: niet naar bezit, maar naar Alles: Hij zal alles in allen zijn over de hele wereld. De mens wordt geroepen achter de geschapen dingen door te dringen tot de Schepper. Vandaar dat hij in zijn loofhut uitziet op de hemel, waaraan hij ’s nachts de sterren ziet staan.Hij voelt zich als schepsel verbonden met Gods schepping en wacht met ongeduld op de stad die neerdaalt uit de hemel. Dat Rijk lijkt heel ver weg in onze dagen, maar dat is niet nieuw. In onze wereldgeschiedenis worden tijden van betrekkelijke rust afgewisseld met tijden van diepe duisternis. De laatste zijn er meer dan de eerste. Een mens zou de moed verliezen….

Het is vandaag Israëlzondag, de eerste zondag in oktober, waarop wij onze gedachten bepalen tot onze verhouding met het geloof van Israël. Wij realiseren ons dat onze God een verbond met Israël gesloten heeft, voordat de christelijke kerk ook maar ergens te bespeuren was. Israël werd uitverkoren om de NAAM van God door de tijden heen te dragen, om een zegen te zijn voor de wereld. Die uitverkiezing hield geen bevoorrechting in, maar vormde een zware last. Er zijn ogenblikken geweest waarin leden van het volk hebben verzucht dat zij die uitverkiezing graag wilden inleveren. Zelfs werden zonen en dochteren van Israël, die zich hadden verwijderd van hun oorsprong en meenden volledig op te zijn gegaan in het volk waartussen zij woonden, pijnlijk herinnerd aan hun afkomst. Denk maar aan het nationaal-socialisme dat ook de geassimileerde Joden vervolgde. Het Loofhuttenfeest wordt afgesloten met Simchat Thora, Vreugde der Wet, waarin gevierd wordt dat God op de berg Sinaï zijn woord gaf aan het volk. De gelovigen dansen door de synagoge met de wetsrol in de armen en vieren zo het bruiloftsfeest van God, de bruidegom, met het volk Israël, zijn bruid.

Op het bruiloftsfeest zijn vele genodigden aanwezig. In de Loofhut zijn buren en vrienden welkom om het feest mee te vieren. De gastvrijheid en mededeelzaamheid staan hoog in het vaandel van de religieuze Jood. Maar meer dan ooit beseffen wij juist in deze dagen de gebrokenheid van het bestaan. In de staat Israël is van een leven in gastvrijheid voor de buren geen sprake. Jeruzalem, de stad waar de godsdiensten elkaar ontmoeten, is een wederzijds betwiste stad. Er vloeit dagelijks bloed in erets, de kostbare grond van Israël. Wij staan maar al te snel klaar met ons oordeel. “Is dat nu leven naar de uitverkiezing: schieten op weerloze mensen, kinderen?” Zelfs verwijten wij Israël een racistische houding. Laten we vooropstellen dat van racisme geen sprake is. Israëli’s èn Palestijnen zijn semieten. Er is alleen – en dat is al erg genoeg – sprake van verbitterd nationalisme. In plaats van de grond te delen, van elkaar de ruimte te gunnen, wordt er verbitterd om elk stuk grond getwist. Israëli’s beroepen zich op de landbelofte, op God zelf die deze belofte heeft uitgesproken. Maar is het juist om strijd te voeren met een beroep op de wil van God? Komt men zo niet in conflict met het verbod Gods NAAM te misbruiken, die NAAM voor de eigen belangen te claimen? Wij koesteren terecht argwaan tegen allen die met God in hun vaandel strijden.

Mogen we die kritiek wel uiten op het volk van het Verbond? In oude tijden was er maar één Israël: het volk werd theocratisch geregeerd: God zelf zorgde voor zijn volk en koningen waren niet meer dan zijn plaatsvervangers. Profeten riepen op het dagelijkse leven, maar ook de politiek in het licht van Gods liefde in te richten naar zijn wegwijzing. Na de verwoesting van Jeruzalem werd dit anders. Na de koning verdween ook de hogepriester. In plaats van te offeren in de tempel ging men bidden in de synagoge, de sjoel. De Joodse godsdienstoefening is voornamelijk een gebedsdienst. Door de eeuwen heen heeft de Jood, veelal afkerig van de politiek en het land waar hij verbleef, zijn godsdienstige voorschriften in acht gehouden en zich gast gevoeld in een land, waar hij op grond van de betoonde gastvrijheid zich een goed burger betoonde.
Nu de staat Israël al weer ruim vijftig jaar bestaat, is de situatie toch anders dan in de Oud-Testamentische theocratie. De regering wordt gevormd na democratische verkiezingen: er heerst democratie en geen theocratie. Het merendeel van de Israëli’s is niet godsdienstig, de staat is niet religieus, maar seculier. Als wij over “Kerk en Israël” spreken, bedoelen wij hiermee de verbondenheid te benadrukken tussen het volk van de kerk en het volk van de synagoge. Wij en zij geloven in één Heer, dezelfde Heer. Daarin voelen wij ons verbonden. Wij gunnen elkaar de ruimte om elk op eigen wijze die Heer te belijden en te aanbidden. Daarnaast is er de staat Israël, een staat als alle andere staten.
Het volk van de synagoge voelt zich één met het volk van die staat. Joden in Nederland zijn betrokken en nemen dus ook deel aan de politieke discussie in de staat Israël, soms op zeer scherpe wijze. Wij, christenen, moeten hierin terughoudend zijn. Wij zijn buitenstaanders en kritiek van buitenstaanders is altijd vrijblijvend. Wij hebben hier een spreekwoord voor: “De beste stuurlui staan aan wal.”

Na 11 september 2001, de dag dat de Twin Towers, symbolen van de politieke en economische onaantastbaarheid van de Verenigde Staten instortten, beseft het Amerikaanse volk dat de tijd van vrijblijvendheid voorbij is. Amerika kon zich mengen in alle buitenlandse politieke aangelegenheden. Het kon de politiemacht van de wereld zijn. Het weigerde jarenlang de Internationale Conventie van de VN voor de Beteugeling van de Financiering van Terrorisme en de Conventie voor de beteugeling van Terroristische Bomaanslagen te ratificeren, maar voelt zich nu gedwongen zelf die strijd aan te gaan. Het weigerde jarenlang de Conventie voor het Internationale Strafhof te ratificeren, maar voelt zich nu gedwongen Bin Laden voor een eigen rechter te slepen. Het kon de vrede tussen Israël en de Palestijnen bevorderen en tegelijk Israël bewapenen en financieel steunen. Het kon zijn oliebelangen in de Golfoorlog behartigen, het kon partij trekken in voormalig Joegoslavië. Maar zelf bleven de Amerikanen letterlijk buiten schot. Die tijd blijkt nu voorgoed voorbij. Met deernis hebben wij dit gezien en hebben wij meegeleefd met de nabestaanden van de slachtoffers, mensen, jonge mensen veelal, die niets anders wilden dan leven en gelukkig zijn. De wereldpolitiek concentreert zich nu in het Midden-Oosten, rondom Israël. Is dat een teken aan de wand?
Wij beseffen de betrekkelijkheid van onze welvaart en onze veiligheid. Wij zijn niet onaantastbaar meer. Wij kunnen van Israël, het theologische Israël, leren ondanks die onveiligheid God te dienen en het leven met vreugde te accepteren. Dat is de les van Loofhuttenfeest. Door de gaten in het dak kijkt de Jood naar de sterren en wacht op het Rijk van gerechtigheid Gods. Al eeuwen…. Die gerechtigheid is een ander begrip dan de “justice” waarover nu zoveel gesproken wordt. Die justice lijkt soms meer op wraak dan ons lief is. Wij hebben meer op met de gerechtigheid die in het woord “sjaloom” is inbegrepen. God heeft de  Joden, en daarin alle mensen, zijn rijk beloofd. Daarmee zijn vrede en gerechtigheid voor ons belofte en opdracht. Wij moeten zelf werken aan gerechtigheid en vrede. We zouden die ook graag met eigen handen bewerkstelligen. Maar dat is ons niet gegeven. De belofte houdt in dat het Rijk ons uiteindelijk geschonken wordt, ooit. Wij mogen zorg hebben om en voor deze wereld. Maar de belofte houdt in dat wij niet bezorgd hoeven te zijn. Ik eindig met een gedicht van Jan Wit:

Dit is de tijd

Dit is de tijd. Je mag zeven keer raden.
Zeven maal zeventig keer heb je tijd om
gissend en missend, door schande en schade
wijs, te ontkomen aan de kwade
droom van de wenteltrap eeuwigheid.

Dit is de tijd, de tijd om te zorgen,
zorgende staan met je rug naar het vuur,
bloot aan de dood, in het leven geborgen,
lezen de schaduwen van morgen
spelender-, spellenderwijs op de muur.

Dit is de tijd. God zelf staat zonder
zich te verroeren andersom.
Dit is de tijd. Er gebeurt geen wonder,
maar Hij telt langzaam van één tot honderd,
tot honderdtien… en dan: “Ik kom”.