Adam, Eva, de boom en de slang
In: Inken
Rühle, Gott spricht die Sprache der Menschen wordt op p. 266 een
interessante vraag opgeworpen. Rosenzweig houdt christenen heel vriendelijk
voor mensen die in een waan verkeren en daardoor een godsdienst aanhangen die
er een beetje naast zit. Hij is vriendelijk, want ooit zullen christenen en
joden tot dezelfde God geroepen worden, maar dat is wel in de eindtijd. Dat zij
in een waan verkeren, houdt in dat zij onbewust zondigen. “Von dem Sünden aber
reinigt nach 3.Mose 5,18 das Opfer am Jom Kippur…”, omdat het hier een
onbewuste misstap betreft. Leviticus 5 gaat echter over het schuldoffer en niet
over Jom Kippur. Daar gaat het in Lev. 16 over, maar daar wordt weer niet
gerept over bewust of onbewust zondigen. Bovendien gaat het in de pericoop
boven die waarin 5,18 staat, over bewust begane zonden. Over bewust en onbewust
begane zonden staat dat die kunnen worden verzoend met het schuldoffer: een
volkomen ram. Hoe helder Rühle ook over Rosenzweig schrijft in dit eminente
boek, hier maakt ze een fout.
Dan komt
het laatste vers van Ps. 95 aan de orde. Verschillende vertalingen blijken
mogelijk. Luther vertaalt recht voor z’n raap: je zult niet in mijn rust komen.
De SV geeft de eedformule, zoals ook Buber dat doet, maar zet er waar Buber ….
Zet, een uitroepteken. Het is inderdaad een eed, waarvan God op Jom Kippur
bevrijd kan worden, waarmee Rühle aantoont dat ook God op Jom Kippur verzoend
kan worden.
Tot slot
de bomen in Gen. 2. Vs. 9: “”…en den boom des levens in het midden van den hof,
en den boom der kennis des goeds en des kwaads.” Van de laatste mag de mens
volgens vs. 17 niet eten. In H.3,3 zegt de vrouw: “Maar van de vrucht des
booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: gij zult van die niet
eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft.” Nu is de boom des levens verdwenen en staat
de boom der kennis des goeds en des kwaads plotseling in het midden. Maar wie
van die boom eet, zal sterven. Dat doet weer aan de boom des levens denken,
hoewel je zou zeggen dat wie daarvan eet, juist zal leven. Wat zou de talmoed
hiervan zeggen? Het is namelijk onvoorstelbaar dat de rabbijnen dit niet zouden
hebben opgemerkt.
Marcel
Poorthuis citeert in Hamer op de rots,
Hilversum, 1989, een opmerkelijke midrasj:
“’Maak een heg om de Toras’ (Spreuken der Vaderen 1,1). Dat betekent dat je een heg om je woorden moet maken, zoals God dat deed, Adam, Mozes, en de Tora, Job en de profeten. (Die heg betekent bijvoorbeeld dat je niet alleen de verboden op zich ernstig moet nemen maar er ook nog wat aan moet toevoegen, het verbod iets strenger moet nemen om jezelf te beschermen. Denk aan: de gelegenheid maakt de dief.)
“’Maak een heg om de Toras’ (Spreuken der Vaderen 1,1). Dat betekent dat je een heg om je woorden moet maken, zoals God dat deed, Adam, Mozes, en de Tora, Job en de profeten. (Die heg betekent bijvoorbeeld dat je niet alleen de verboden op zich ernstig moet nemen maar er ook nog wat aan moet toevoegen, het verbod iets strenger moet nemen om jezelf te beschermen. Denk aan: de gelegenheid maakt de dief.)
Welke heg
maakt de Eerste Mens (Adam Harisjon) om zijn woorden? Er is gezegd: ‘En je Heer
God gebood de mens zeggend: van al
het geboomte in de tuin mag je volop eten maar van de boom van kennis van goed
en kwaad mag je niet eten, want op de dag dat je ervan zult eten zul je sterven
(Gen. 2,17)
De Eerste
Mens wilde het niet aan Eva zeggen zoals God het hem gezegd had, maar hij sprak
aldus tot haar: ‘Van de vrucht van de boom die in het midden van de tuin staat
zegt God: Jullie zullen er niet van eten en
hem niet aanraken anders zullen jullie sterven (Gen. 3,3)
Op dat
moment overlegde de slechte slang in zijn hart en zei: ‘Aangezien ik Adam niet
kan laten struikelen, zal ik naar Eva gaan en haar laten struikelen’. Hij ging
bij haar zitten en praatte veel met haar. Hij zei tot haar: ‘Als het aanraken
van de boom datgene is wat God heeft verboden, zie, ik zal hem aanraken en niet
sterven en jij zult als je hem aanraakt ook niet sterven!’
Wat deed
de slechte slang toen? Hij stond op en raakte de boom aan met zijn handen en
voeten en schudde de boom tot de vruchten op de grond vielen (…) Wat dacht Eva
toen? ‘Alles wat mijn meester (rabbi = Adam) mij bevolen heeft in het begin is
onwaar’. Want Eva noemde Adam in het begin alleen maar rabbi, mijn meester.
Toen nam ze van de vrucht en at en ze gaf ervan aan Adam en die at. (Avot de
Rabbi Nathan A par. 1)”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten