woensdag 13 augustus 2014

Bonhoeffer


“Einen Gott, den “es gibt”, gibt es nicht.” Dit is een uitspraak van de Duitse theoloog en verzetsman Dietrich Bonhoeffer, die op 5 april 1945 door Hitler zelf ter dood werd veroordeeld wegens samenzwering tegen het leven van Hitler en die op 9 april aan een vleeshaak in het concentratiekamp Flossenbürg werd opgehangen.
Wat bedoelde deze man die op grond van zijn geloof in het verzet ging, met deze uitspraak? Was hij ongelovig geworden? Ook van hem is de uitspraak: dat we ook moeten willen leven “… als solche die mit dem Leben ohne Gott fertig werden”. De negentiende-eeuwse Nederlandse schrijver Busken Huet heeft eens in een vernietigend artikel over de zeventiende-eeuwse dichter Cats geschreven: “(Hij) heeft geen hogere eerzucht bij ons gewekt dan, met Gods naam op de lippen en een aalmoes in de uitgestrekte hand te sterven als miljonair”. Miljardairs had je in die tijd nog niet. Met God op weg naar maatschappelijk succes. Met de Bijbel in de hand kom je door het ganse land! Die mentaliteit, die openlijk of verhuld beleden en geleefd werd, stelt Bonhoeffer onder kritiek. God kon je gebruiken om bezit te verwerven. Wij zouden moeten leren om rijkdom te gebruiken om God te verwerven. Als je God moet verwerven, is hij er niet.
De Anglicaanse bisschop Richard Holloway schrijft hierover: “De geïnstitutionaliseerde godsdienst heeft niet alleen theorieën ontwikkeld om politieke macht en maatschappelijke privileges te rechtvaardigen als specifiek door God bepaald, maar is er zelfs op uit het lijden van het niet-menselijke deel der schepping te rechtvaardigen. Daarbij volgt men over het algemeen de gedachtegang dat God het best weet hoe een kosmos bestuurd moet worden en wie wij dan wel zijn om de juistheid van zijn aanpak in twijfel te trekken? En juist op dit punt aangeland gooien veel mensen de handdoek in de ring, springen van het schip der religie zo de lege zee in.” Zo ook Darwin, die aan Asa Gray schrijft: “Ik kan eenvoudig niet geloven dat een almachtige en goeddoende God opzettelijk de Ichneumonidae zou hebben geschapen met de vooropgezette bedoeling dat ze zich van binnenuit zouden voeden met het levende lichaam van rupsen.”
Je moet toch wel verschrikkelijk ambitieus zijn om toch in God te geloven. Bonhoeffer was in alle nederigheid zo ambitieus. Hij schreef in het begin van de jaren dertig een boek Nachfolge, waarin hij betoogt dat de enige manier om christen te zijn is om compromisloos de woorden en daden van Jezus na te volgen in deze wereld. “Nur der Glaubende ist gehorsam, und nur der Gehorsame glaubt”, zo schrijft hij in dit boek. “God als werkhypothese, als stoplap bij ons falen, is overbodig geworden.” Dit schreef hij nog in 1945 vanuit de gevangenis. Hij heeft de daad bij het woord gevoegd.


Blaise Pascal, Verstand en hart


“We kennen de waarheid niet alleen met het verstand, maar ook met het hart. Het is op die laatste manier dat we de eerste beginselen onderkennen, en het argumenterende verstand, dat daar geen deel aan heeft, probeert die vergeefs aan te vechten.” Aldus Pascal in Gedachte 110. wat wil hij daarmee zeggen? Met “hart” bedoelt hij zo iets als gevoel, intuïtie. Met die twee, elkaar overlappende, begrippen krijgen wij nog eerder vat op de waarheid dan met ons verstand. Pascal noemt dan als eerste voorbeelden kennis van ruimte, tijd, beweging, getallen. Ik zou graag de hele gedachte lezen, maar dat duurt te lang. Ik vat die daarom voor u samen. We weten intuïtief dat de ruimte driedimensionaal is, dat het aantal getallen oneindig is, aldus deze diep religieuze filosoof, die tevens wiskundige was en de eerste rekenmachine heeft ontworpen. Op deze intuïtieve kennis moet het verstand steunen, betoogt hij. Met het verstand komen wij erachter dat er geen twee kwadraten zijn, waarvan het ene het dubbele is van het andere. Beginselen voel je aan, stellingen moet je bewijzen. Het verstand heeft dus slechts beperkte mogelijkheden en zou dus een toontje lager moeten zingen, zegt Pascal in de 17e eeuw, een tijd, waarin het rationalisme hoogtij vierde. Het rationalisme legt juist alle accenten eenzijdig op het verstand. Pascal ging dus tegen zijn tijd in. Zelfs zegt hij letterlijk: “God mocht geven dat we het (verstand) integendeel nooit nodig hadden en alles met ons instinct en gevoel wisten,maar de natuur heeft ons deze gave ontzegd. Ze heeft ons integendeel maar zeer weinig van dit soort kennis gegeven; alle andere kan alleen door het verstand worden verworven.”

Samengevat: de mens beschikt over verstand en over het hart, gevoel en intuïtie dus. Kennis via het hart verworven is veel meer van waarde dan verstandelijke kennis. Maar helaas beschikken wij meer over verstandelijke vermogens dan over gevoel en intuïtie. Eigenlijk zijn we dus gebrekkig toegerust.

Wat wij in onze zittingen doen, is verstandelijk gezien eigenlijk flauwekul. Altijd dezelfde teksten, ouderwetse aanspreekvormen, enzovoort, enzovoort. Waarom hechten we zo veel waarde aan ritualen? Ik kan daar alleen maar voor mijzelf op antwoorden en ik kom dan uit bij het verschil tussen  het verstand en het hart. Met het hart ervaren we de woorden die gesproken worden vanuit het hart van onze broederen, de vaste teksten van het rituaal, de muziek die een onmisbaar element vormt…, met het hart ervaren we dit alles op een zodanige wijze dat dit de zaken van het verstand overstijgt. Die de dagelijkse werkelijkheid overstijgende ervaring, die is voor mij in de loop van de jaren heel kostbaar geworden.


Bestaat God?

Onlangs las ik een boekje waarin twee pamfletten van de Noordafrikaanse bisschop Cyprianus zijn uitgegeven met de oorspronkelijke tekst in het Latijn en de vertaling van Victor Hunink op de tegenoverliggende pagina. Bisschop Cyprianus’ leven werd beëindigd, doordat hij onder keizer Decius tijdens een christenvervolging is onthoofd. Hij stierf dus als martelaar.
Toen moest ik denken aan het boek van Kuitert over de verbeelding. Alles wat mensen religieus voor ogen staat, is volgens Kuitert verbeelding, kort door de bocht weergegeven. Toen dacht ik: wat sneu dat al die martelaren omgebracht zijn, omdat hun verbeelding hen hardnekkig maakte in hun geloof. Zou Kuitert zich dit gerealiseerd hebben?
Ik ben op het ogenblik met Bonhoeffer bezig en eigenlijk denk ik: wat is die Kuitert toch een miserabel theoloogje in vergelijking met Bonhoeffer, die toch ook schreef: “Einen Gott den “es gibt”, gibt es nicht. Met andere woorden: als je je druk maakt over het antwoord op de vraag of God bestaat, ligt het antwoord voor de hand: God bestaat niet. Hoe zou hij als persoon of wezen in onze werkelijkheid kunnen bestaan en tegelijk God zijn?